Dionysius - Sint-Denijs - 'Keel en hoofd'
Keel- en hoofdpijnen - Heiligendevotie in Sint-Denijs.
De kerk van Sint-Denijs heeft twee evenwaardige
patroonheiligen: Dionysius én Genesius.
Evenzeer opmerkelijk is dat de plaatsnaam (van parochie en gemeente) in het Frans opvallend anders luidt dan in het Nederlands. Terwijl de Vlamingen het over “Sint-Denijs” hebben, wordt dit dorp door de Walen uit de omgeving als “Saint-Genois” aangeduid.
Beide patroonheiligen staan netjes naast elkaar afgebeeld op één en hetzelfde brandglasraam in het rechter zijkoor van ‘hun’ kerk. Sint-Genesius houdt een masker in de hand (verwijzing naar de mime- of toneelspeler die in de derde of vierde eeuw in Rome of in Arles de marteldood stierf). Sint-Dionysius houdt zijn hoofd in de handen (verwijzing naar de eerste bisschop van Parijs: halfweg de derde eeuw onthoofd in St.-Denis, zou hij volgens de legende zijn hoofd eigenhandig nog een paar mijlen ver gedragen hebben tot Montmartre). De twee sinten, die voor hun geloof een kopje kleiner gemaakt werden, worden aanroepen tegen allerlei keelkwalen en hoofdklachten.
In Sint-Denijs was de verering van Sint-Dionysius vermoedelijk al eeuwen aan de gang, toen pastoor Jan Denijs (misschien wel omwille van zijn familienaam) in de tweede helft van de 18de eeuw deze devotie aanwakkerde. In “Geschiedenis der gemeente Sint-Denijs of Saint-Genois” (Brugge, 1876) schrijft S. Deseure, pastor, op p. 50-51: “M. de Pastor J. B. Denys bekwam te Leuven ten jare 1764, eene schoone groote relikwie van den H. Dionijsius; en van dan af werd Sint-Denijs door menigvuldige bedevaarders bezocht, die aldaar den H. Dionysius kwamen aanroepen tegen alle slag van keelpijnen.”
Over de betreffende reliek en de verering: het volgende citaat uit “Bijdragen tot de geschiedenis van het dekanaat Avelgem” van E. H. Roger Witdouck (Druk Oranje Sint-Baafs-Vijve, 1990) op p. 348. “De relikwie van de heilige Dionysius is in een prachtig schrijn vervat… Vereerd tegen keelpijn, keelzweren en hoofdpijn, maar ook tegen bronchitis, astma, huidziekten; tenslotte kwam men er ook dienen om een goede oogst te bekomen. Zijn diensten waren dus zeer gedifferentieerd.”
Veralgemenend en besluitend voegt de auteur er nog deze bedenking aan toe. “Wanneer wij dit alles even overkijken kunnen wij ons niet ontdoen van de indruk dat veel pastoors in de zeventiende en achttiende eeuw met hun heiligen, relieken en aflaten tegen elkaar gingen opkonkurreren om op die manier ook gelovigen van andere parochies, tenminste voor een zondag, naar hun ‘heilige genezer’ te lokken. Sommigen slaagden daarin wonderwel… en het bracht nog een goede stuiver binnen ook!”
Op de feestdag van de h. Dionysius (9 okt.), en naderhand ook gedurende het hele octaaf ervan, leverde gaan biechten, communiceren en bidden voor het altaar van de heilige een pauselijk erkende ‘volle aflaat’op. Bij zoveel eerbetoon aan deze ene raakte die andere (mede)patroon van de Sint-Denijse parochiekerk, de h. Genesius, helemaal op de achtergrond. Dionysius was dan ook niet voor niets een van de zogenaamde “veertien internationale noodhelpers”, die werden aangeroepen tegen pest, ziekten en noden in het algemeen. Zijn specifieke hulp betrof keel- en hoofdpijnen, maar kon evengoed ingeroepen worden bij duizeligheid en zelfs aanvallen van krankzinnigheid of bezetenheid (en nóg andere aandoeningen, zoals vermeld in “Geneesheiligen in de Lage Landen” van Jo Claes, Alfons Claes en Kathy Vincke – Leuven, 2005).
De vraag of er in onze tijd “nog vaak vreemden onze heilige patroon komen dienen tegen keelpijn, zweren en abcessen” (zoals Valère Ovaere in 1973 in zijn “Sint-Denijs vroeger en nu”, 2e deel, p. 412 optekende), is uiteraard andere koek.
Evenzeer opmerkelijk is dat de plaatsnaam (van parochie en gemeente) in het Frans opvallend anders luidt dan in het Nederlands. Terwijl de Vlamingen het over “Sint-Denijs” hebben, wordt dit dorp door de Walen uit de omgeving als “Saint-Genois” aangeduid.
Beide patroonheiligen staan netjes naast elkaar afgebeeld op één en hetzelfde brandglasraam in het rechter zijkoor van ‘hun’ kerk. Sint-Genesius houdt een masker in de hand (verwijzing naar de mime- of toneelspeler die in de derde of vierde eeuw in Rome of in Arles de marteldood stierf). Sint-Dionysius houdt zijn hoofd in de handen (verwijzing naar de eerste bisschop van Parijs: halfweg de derde eeuw onthoofd in St.-Denis, zou hij volgens de legende zijn hoofd eigenhandig nog een paar mijlen ver gedragen hebben tot Montmartre). De twee sinten, die voor hun geloof een kopje kleiner gemaakt werden, worden aanroepen tegen allerlei keelkwalen en hoofdklachten.
In Sint-Denijs was de verering van Sint-Dionysius vermoedelijk al eeuwen aan de gang, toen pastoor Jan Denijs (misschien wel omwille van zijn familienaam) in de tweede helft van de 18de eeuw deze devotie aanwakkerde. In “Geschiedenis der gemeente Sint-Denijs of Saint-Genois” (Brugge, 1876) schrijft S. Deseure, pastor, op p. 50-51: “M. de Pastor J. B. Denys bekwam te Leuven ten jare 1764, eene schoone groote relikwie van den H. Dionijsius; en van dan af werd Sint-Denijs door menigvuldige bedevaarders bezocht, die aldaar den H. Dionysius kwamen aanroepen tegen alle slag van keelpijnen.”
Over de betreffende reliek en de verering: het volgende citaat uit “Bijdragen tot de geschiedenis van het dekanaat Avelgem” van E. H. Roger Witdouck (Druk Oranje Sint-Baafs-Vijve, 1990) op p. 348. “De relikwie van de heilige Dionysius is in een prachtig schrijn vervat… Vereerd tegen keelpijn, keelzweren en hoofdpijn, maar ook tegen bronchitis, astma, huidziekten; tenslotte kwam men er ook dienen om een goede oogst te bekomen. Zijn diensten waren dus zeer gedifferentieerd.”
Veralgemenend en besluitend voegt de auteur er nog deze bedenking aan toe. “Wanneer wij dit alles even overkijken kunnen wij ons niet ontdoen van de indruk dat veel pastoors in de zeventiende en achttiende eeuw met hun heiligen, relieken en aflaten tegen elkaar gingen opkonkurreren om op die manier ook gelovigen van andere parochies, tenminste voor een zondag, naar hun ‘heilige genezer’ te lokken. Sommigen slaagden daarin wonderwel… en het bracht nog een goede stuiver binnen ook!”
Op de feestdag van de h. Dionysius (9 okt.), en naderhand ook gedurende het hele octaaf ervan, leverde gaan biechten, communiceren en bidden voor het altaar van de heilige een pauselijk erkende ‘volle aflaat’op. Bij zoveel eerbetoon aan deze ene raakte die andere (mede)patroon van de Sint-Denijse parochiekerk, de h. Genesius, helemaal op de achtergrond. Dionysius was dan ook niet voor niets een van de zogenaamde “veertien internationale noodhelpers”, die werden aangeroepen tegen pest, ziekten en noden in het algemeen. Zijn specifieke hulp betrof keel- en hoofdpijnen, maar kon evengoed ingeroepen worden bij duizeligheid en zelfs aanvallen van krankzinnigheid of bezetenheid (en nóg andere aandoeningen, zoals vermeld in “Geneesheiligen in de Lage Landen” van Jo Claes, Alfons Claes en Kathy Vincke – Leuven, 2005).
De vraag of er in onze tijd “nog vaak vreemden onze heilige patroon komen dienen tegen keelpijn, zweren en abcessen” (zoals Valère Ovaere in 1973 in zijn “Sint-Denijs vroeger en nu”, 2e deel, p. 412 optekende), is uiteraard andere koek.